Er zijn bij het sjoelen in de vereniging 2 taken.

U sjoelt of u jureert.

Het eerste is gewoon een spelletje sjoelen. Bij de tweede taak zit u naast de bak en kijkt of stenen “er in” zijn en u moet na iedere beurt de stenen opstapelen.

 

Hieronder is een sjoelbak afgebeeld met enkele begrippen die u eventjes moet kennen.

 

Taak 1. U speelt.

 Zo, het spel gaat beginnen. Eerst gaat u achter de bak staan. De schijven, of brikken, dienen naast de bak te staan in 6 stapeltjes van 5. Controleer even of alle stenen er zijn. Voordat u begint mag u 5 stenen voorgooien om de bak een beetje te leren kennen. U begint met het spelen van de eerste beurt. Een gegooide steen “scoort” als hij geheel de poortbalk aan de voorzijde voorbij is. Alle stenen die uit de bak vliegen zijn, als ze de afzetbalk door een poort gepasseerd zijn geldig. Ze moeten in het vak gelegd worden waar ze uitgegaan zijn. Bij zogenaamde “bokjes” moet u doorspelen. Een steen die in de bak terug komt tot nabij de afzetbalk mag alleen uit de bak genomen worden als hij de afzetbalk aan de achterzijde geheel is gepasseerd. Deze steen mag in de volgende beurt pas weer meespelen.

Van uw medespeler die jureert krijgt u de overgebleven stenen na een beurt weer terug en die moet u weer naast de bak zetten. Als de persoon die jureert klaar is kunt u met uw tweede beurt beginnen en daarna speelt u uw derde beurt.

Loop nooit tussen 2 bakken in want daarmee stoort u een medespeler.

 

Taak 2. U jureert.

 De speler aan de bak begint te spelen. Tijdens het spelen mag u als jurylid de stenen niet aanraken. Nadat de speler alle stenen heeft gespeeld schuift u de overgebleven stenen weer terug naar de speler en kijkt U of de stenen er wel of niet ‘in’ zijn. Een steen is “in” als hij de poortbalk aan de voorzijde geheel gepasseerd is. Alle stenen die “in” zijn stapelt u per poort op in stapels van 4, van 3 en de rest op stapels van 2. 

 

Het is van belang dat u tijdens/na het stapelen de onderste steen iets naar voren schuift.

Het zogenaamd "los zetten". Dit om heftig terug ketsen te voorkomen.

De speler speelt daarna een tweede en derde beurt en u handelt voor deze beurt net zo als boven omschreven.

Na drie rondes telt u de score en noteert deze op het score briefje. Kunnen tellen is wel noodzakelijk.