Het sjoelspel gaat er om om schijven door de poorten van de bak in een vak te krijgen.
Indien een schijf in een vak is worden er punten toegedeeld zoals op de voorkant van het vak aangegeven.
Er wordt gespeeld met 30 schijven over 3 beurten.
Na de eerste beurt ontvangt de speler de overgebleven schijven terug en speelt hiermee de tweede beurt.
De derde beurt wordt gespeeld met de overgebleven schijven uit de tweede beurt.
Hierna worden de score geteld volgens de regels als onder het hoofdstuk puntentelling. Het spel zoals hierboven in zijn simpelste vorm is omschreven wordt het Libre spel genoemd.
Daarnaast is er het teamsjoelen. Het spel is identiek aan libre maar met een team bestaande uit 4 personen waarvan het totaal van de vier afzonderlijke individuele scores telt.
de puntentelling is gelijk als bij het libre spel.
Een derde spelsoort is het koppelsjoelen waarbij er 2 spelers zijn. De eerste speler speelt de eerste beurt en de tweede speler sluit af met de tweede beurt. Het spel bestaat dus uit 2 beurten met een puntentelling als bij libre.
Van deze 3 spelsoorten worden ook Nederlandse kampioenschappen gehouden.
Daarnaast is er een 4de spelsoort het zogenaamde 6 pack sjoelen.
Dit werd toegepast bij het eerste en tweede Wereldkampioenschap sjoelen.
Hierbij wordt er met 6 stenen gespeeld en spelen er 2 deelnemers tegen elkaar die om en om een beurt gooien.
De kunst is om zo snel mogelijk 100 punten te scoren waarbij de laatste steen, als extra handicap, in de 3 of 4 gegooid moet worden. Diegene die het eerst op 100 punten komt is winnaar.
Op het WK wordt nu niet meer 6 pack gegooid. Het is terug naar het traditionele spelen met 30 schijven in de voorronde.
In de finales wordt het 20-2 systeem gespeeld zoals hieronder omschreven.
Een andere spelsoort die sterk in opkomst is is het 20-2 systeem.
Hierbij gooit men 2 beurten met 20 stenen.
Verder zijn er nog diverse spelsoorten die niet bij de ANS beschreven staan maar die her en der in het land wel gespeeld worden.